Ik ging zeven maanden naar Oeganda voor vrijwilligerswerk. Vooraf had ik nooit kunnen bedenken wat ik mee zou maken: wonen in een huis met vijf kamers voor zeventien mensen tussen de één en zestig jaar, met een familie die continu van samenstelling veranderde. Onduidelijk, maar wel zo spannend.
Elk weekend dansen en drinkenIn Oeganda werkte ik voor een NGO (niet-gouvernementele organisatie) die mensen helpt die hiv-positief zijn, of die met hiv in aanraking zijn gekomen. Het was een hele kleine NGO, maar met de meest geweldig gemotiveerde manager. Ik deed er veel ervaring op wat betreft het runnen van een NGO. Ook volgde ik een training over hoe je hiv moet testen. Ik kreeg veel informatie over hiv en aids en hoe daar mee om te gaan. Nuttig, want de vader van mijn gastgezin was zelf al negentien jaar hiv-positief. Naast het werk gingen we bijna elk weekend met lokale en internationale vrijwilligers uit in Kampala. Lekker dansen en drinken, veel leuker dan hier in Nederland! Ik ontmoette mensen uit alle delen van de wereld en heb veel vriendschappen gesloten.
De eerste zes weken vond ik moeilijk. Ik was gewend om te reizen voor langere periodes, maar twijfelde soms om naar huis te gaan. Van privacy was namelijk geen sprake, met zo veel mensen in zo’n klein huis. Bovendien spraken maar een paar mensen Engels, de rest sprak Luganda – de meest gesproken taal in Oeganda.
Ik herinner me nog goed een avond dat we met de familie en vrienden buiten zaten. Iedereen kletste druk in Luganda, en ik hoorde mijn naam vallen. Ik ging er vanuit dat het positief was, maar iemand legde me uit dat er ook veel negatieve dingen werden gezegd. Dat is een nadeel van de Oegandese cultuur: over onbekende personen wordt vaak negatief gesproken. Toch verandert dat wanneer je ze leert kennen! Toen ik uiteindelijk terug naar Nederland moest, voelde ik me echt onderdeel van de familie. Had ik de kans gehad om het opnieuw te doen, dan zou ik willen dat het precies op dezelfde manier zou gaan